De sluipende invloed van het CIDI
Van herinnering naar repressie: hoe het CIDI via de VVD het publieke debat gijzelt
Het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) werd in 1974 opgericht, in een tijd waarin de herinnering aan de Holocaust nog rauw was en Israël in Nederland brede sympathie genoot. De organisatie presenteerde zich als een waakhond tegen antisemitisme en als informatiebron over Israël. In de decennia die volgden, groeide het CIDI uit tot een vaste speler in het publieke debat, met nauwe banden in politiek Den Haag, vooral bij de VVD. Maar wat begon als een nobel initiatief is inmiddels verworden tot een ideologische lobbygroep die het debat over Israël en Palestina niet verrijkt, maar verstikt.
Waar het CIDI ooit stond voor documentatie en dialoog, staat het nu voor disciplinering en delegitimatie. Kritiek op Israëlisch beleid wordt systematisch geframed als antisemitisme. Antizionisme een legitiem politiek standpunt wordt gelijkgesteld aan Jodenhaat. En wie zich uitspreekt, riskeert publieke veroordeling, reputatieschade en zelfs juridische stappen.
Een van de meest geraffineerde strategieën die het CIDI hanteert en door de VVD wordt versterkt is het inzetten van slachtofferschap als moreel schild. Niet om te herinneren, maar om te disciplineren. De Holocaust, een onmiskenbare historische tragedie, wordt niet alleen herdacht, maar ook politiek ingezet om elke kritiek op Israël te neutraliseren. En sinds 7 oktober 2023 is daar een nieuwe laag aan toegevoegd: de aanval van Hamas wordt gebruikt als morele hefboom om het Israëlische geweld in Gaza te rechtvaardigen en elke vorm van solidariteit met Palestijnen verdacht te maken.
Tijdens de nationale Holocaustherdenking in 2024 stelde demissionair premier Mark Rutte letterlijk: “We kunnen bij deze herdenking niet om 7 oktober heen.” Daarmee koppelde hij de systematische vernietiging van Joden in de Tweede Wereldoorlog aan een militaire aanval in een hedendaags conflict. De impliciete boodschap: wie Israël nu bekritiseert, miskent het historische lijden van het Joodse volk. Het is een gevaarlijke versmelting van verleden en heden, waarbij morele autoriteit wordt ingezet om politieke immuniteit te creëren.
Het CIDI versterkt deze lijn actief. In haar tijdlijn over antisemitisme na 7 oktober stelt ze dat de aanval van Hamas heeft geleid tot een explosie van antisemitische incidenten in Nederland. Dat is zorgwekkend maar het wordt ook strategisch ingezet. Want wie zich uitspreekt tegen de bombardementen op Gaza, tegen de blokkade, tegen het doden van duizenden Palestijnse kinderen, wordt al snel weggezet als onderdeel van die antisemitische golf. De suggestie is duidelijk: kritiek op Israël voedt Jodenhaat. En dus moet die kritiek worden bestreden.
Wat hier gebeurt, is geen incident. Het is een structurele ondermijning van het vrije debat. Het CIDI bepaalt wat gezegd mag worden, en de VVD voert het uit. Samen creëren ze een klimaat waarin solidariteit met Palestijnen verdacht is, waarin academici zich censureren, en waarin media liever zwijgen dan genuanceerd rapporteren.
Het incident rond Douwe Bob is daar een schrijnend voorbeeld van. De zanger weigerde op te treden bij een Joods sportevenement vanwege de aanwezigheid van zionistische banners. Hij gaf duidelijk aan dat hij tegen zionisme is, niet tegen Joden. Maar dat onderscheid werd door VVD-leider Dilan Yeşilgöz doelbewust genegeerd. In een tweet stelde ze dat “kinderen een optreden wordt geweigerd om wie ze zijn: Joods” en noemde zijn weigering “pure haat, in het volle zicht”. Een grove verdraaiing van de feiten, maar wel één die perfect past in het script van het CIDI: antizionisme is antisemitisme, punt.
Die tweet was geen uitglijder. Het was een politiek signaal. Een waarschuwing aan iedereen die zich kritisch uitlaat over Israëlisch beleid: je wordt publiekelijk gestraft. Douwe Bob kreeg doodsbedreigingen, moest onderduiken, en werd door media en politici weggezet als een haatzaaier. En het CIDI? Dat zweeg niet, via bestuurslid Keren Hirsch werd Douwe Bob publiekelijk bekritiseerd en zijn antizionistische standpunt als bedreigend voor Joodse veiligheid neergezet. Elke keer dat kritiek op Israël wordt gecriminaliseerd, wint hun narratief terrein.
Voortdurend speelt de VVD hierin een centrale rol. Niet alleen door retoriek, maar door structurele samenwerking. Kamerleden als Han ten Broeke en Ruben Brekelmans herhalen steevast het Israëlische veiligheidsdiscours. De partij stemt tegen moties die Palestijnse mensenrechten verdedigen, en pleit voor het verbieden van organisaties die Israël bekritiseren. In CIDI-verkiezingsanalyses komt de VVD steevast als “pro-Israëlische bondgenoot” uit de bus. Dat is geen toeval, dat is ideologische synergie.
En dan is er nog de benoeming van Eddo Verdoner, voormalig CIDI-bestuurslid, tot Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding. Een functie die ogenschijnlijk neutraal is, maar in de praktijk perfect aansluit bij de agenda van het CIDI: het oprekken van de definitie van antisemitisme tot een wapen tegen politieke kritiek. Wie zich uitspreekt tegen bezetting, apartheid of koloniale praktijken, loopt het risico om juridisch aangepakt te worden. Niet vanwege haat, maar vanwege onwelgevallige meningen.
Nederland verdient beter. Een democratie waarin lobbygroepen niet de grenzen van het debat bepalen. Waarin antizionisme niet wordt verward met antisemitisme. En waarin politici als Dilan Yeşilgöz en Mark Rutte worden aangesproken op hun rol in het vergiftigen van het publieke discours.
Want wie kritiek op macht gelijkstelt aan haat, maakt van democratie een façade. En wie zwijgt uit angst, verliest uiteindelijk zijn vrijheid.

Goed verhaal en helemaal mee eens.
BeantwoordenVerwijderen